Hakhout en geriefhout

In het polderland duiken tussen de weilanden en ringsloten kleine bosjes op met o.a. elzen, essen, wilg en populier. De meeste geriefhoutbosjes komen we tegen in het veenweidelandschap.

hakhout

Dit soort bosjes zijn veelal omgeven door een ringsloot en zijn vaak niet groter dan een paar honderd vierkante meter. Het overgrote deel van de geriefhoutbosjes zijn aangeplant door de boeren voor eigen gerief van het hout voor dagelijks gebruik. Vandaar de verscheidenheid aan boomsoorten.

Essen werden vooral gebruikt voor gereedschapsstelen en als bonenstokken, berkentwijgen voor bezems, wilgen voor schermen, manden en klompen, elzen voor leerlooierijen en voor funderingen en populieren werden wel als bouwhout gebruikt. Bovenal was het hout geschikt als haardhout.

Geriefhoutbosjes zijn al eeuwenoud. Ze kunnen alleen voortbestaan door goed beheer. Een eerste voorwaarde is dat de sloten op tijd worden uitgebaggerd, zodat zij niet dichtslibben. De uitgegraven bagger en grond dienen te worden afgevoerd, om brandnetelgroei enigszins tegen te gaan.

Hakhout wordt ook wel cultuurhistorisch woud genoemd. De afzetting vindt eens in de 10-15 jaar plaats. Grotere bosjes worden bij voorkeur gefaseerd afgezet, om de landschappelijke waarde en natuurwaarde te behouden. Om de flora en fauna te sparen worden ook de geriefhoutbosjes niet alle tegelijk afgezet. Zo blijft er ruimte voor de bij elk stadium van het bos behorende flora en fauna.

Het Landschap Onderhoud Project is regelmatig werkzaam in hakhout- en in geriefhout-bosjes om deze te behouden.